Herkomst: Ze komen voor in de regenwouden van Peru, en wel in de provincie San Martin, op de oostelijke hellingen van de Andes. Ze komen voor op hoogtes van 500 tot 800 meter
Verwant aan de D. ventrimaculatus en D. reticulatus,
is het een vrij klein kikkertje: als volwassen
kikker ongeveer 16 tot 18 mm groot.
De kop en de bovenste helft van de rug is oranje gekleurd, met een paar zwarte
vlekken als 'kroontje' tussen de ogen.
Bij de volwassen dieren is de achterste helft van de rug zwart, met een
onregelmatige wit/geel gekleurde tekening er over.
Van deze soort zijn veel meer varianten qua kleur en tekening bekend, die in
Peru op zeer korte afstanden van elkaar voorkomen. Behalve de kleur schijnen ook
de levenswijzen van elkaar te verschillen: sommige varianten leven in bomen,
terwijl anderen meer op de bodem voorkomen.
De hieronder afgebeelde vorm zou volgens het boek "Pfeilgiftfrösche"van
Rainier Schulte een boomlevende variant zijn.
|
|
Man |
Vrouw |
Geslachtsonderscheid is moeilijk, man en vrouw zijn even groot. Wel is er wat postuurverschil: het mannetje is wat smaller en ranker dan het vrouwtje. |
Huisvesting + kweek:
Ik heb een paartje ondergebracht
in een terrarium van 30 x 30 x 30 cm. De achterwand bestaat uit kurkplaat
waar tegen stukken turf zijn gestapeld, waardoor veel schuilplaatsen
ontstaan.
Op de bodem ligt een kurkplaat met daarop beukenblad en mos. Verder de bekende bromelia's. Tussen de turf heb ik fotobusjes als legplaatsen geplaatst. Deze staan een beetje schuin, zodat er een laagje water in blijft staan. Aan de voorzijde is een watergedeelte van 4 cm breed en 4 cm diep |
|
Dit is geen groot terrarium, maar ik heb hier toch
voor gekozen om ze voldoende 'in de springstaarten te kunnen zetten' en de kweek
op gang te krijgen. Het eerste jaar hebben ze in een terrarium van 50 x 50 x 45
doorgebracht en ik had de indruk dat ze gingen vermageren. Om ze niet te
verliezen heb ik ze toen in een wat kleinere bak gezet. Zodra ik er meer van
heb, zal ik zeker weer een grotere bak proberen.
Het zijn bij mij dus heel schuwe dieren, die bij het minste of geringste aan
verstoring wegkruipen in de begroeiing. Dat is niet bij iedereen zo, bij sommige
mensen willen ze zelfs heel mooi voor de camera poseren...
De paring gaat net als bij andere Dendrobaten: het vrouwtje stimuleert het
mannetje, het mannetje begint te roepen. De baltsroep klinkt als een zacht
zoemertje. Vervolgens zoeken ze een plaats op om de eieren af te zetten. Behalve
bladoksels gebruiken ze ook graag fotokokertjes als
legplaats. Zorg dat er een klein laagje water in staat.
Haal een legsel niet te vroeg weg, zorg dat het wel bevrucht is. Na een week kunt u eventueel voorzichtig het
legsel
weghalen en zelf verder verzorgen. (Laat af en toe ook eens een legsel liggen
zodat ze zelf ook aan hun broedzorg toe komen).
|
De larven worden apart opgekweekt tot ze na ongeveer 3 maanden metamorfoseren
tot kikkertje. Sommige kwekers beweren dat de door de ouders gelegde
voedseleieren absoluut noodzakelijk zijn voor de jonge dieren. Zelf heb ik het
hier afgebeelde dier groot gebracht met visvoer van Tetra.
Zodra ze aan land komen gaat het formaat al aardig richting dat van de volwassen dieren en
lusten ze graag springstaarten. Ook bladluizen, kleine- en grote
fruitvliegen staan op hun menu.
De jonge dieren hebben aanvankelijk een kleurpatroon dat wat afwijkt van dat van de ouders, maar na ongeveer een maand krijgen ze het volwassen patroon. |